Zoekmachine voor bedrijven
Coaching Met & Door Paarden
Het geluk van onze kinderen is voor ons allemaal ontzettend belangrijk. Iedereen is het hiermee eens, iedereen doet zijn best om dit na te streven. Is dit genoeg? Voor velen is het antwoord: “Jawel!” Ik wil even met jullie een stapje verder gaan….
We zijn ons allemaal ter dege bewust van de gevolgen van negatieve uitlatingen, negatieve gedragspatronen, negatieve situaties bij kinderen. Pesten is er één van. Iedereen van ons vindt dit niet kunnen. We posten uitlatingen hierover op ‘facebook’. We praten hierover met elkaar om telkens tot dezelfde conclusie te komen: “Dit kan toch niet!”
Wat wanneer het juist voor ‘jouw neus’ gebeurt? Zie je het dan ook? Laat je je soms verleiden door het fenomeen ‘ver van mijn bed’ …..
Dit is het verhaal van Sofie. Een verhaal zoals zovelen. De nadruk ligt echter op haar ervaring, en interpretering van acties die hoe goed bedoeld ze ook waren, helemaal verkeerd opgenomen werden. Zowel de foto als de naam hebben niks met het ware verhaal te maken.
Het verhaal begint bij de aanvang van een schooljaar. Een nieuw meisje kwam in de klas met een heel ander pakket aan wapens: ze was ouder en had een heel negatief verdedigingspatroon uitgebouwd. Sofie had een basis van vertrouwen, respect en zorg dragen voor… , aangeleerd gekregen. Vanaf het eerste moment bleek er een flinke storing tussen hen te hangen: het lukte niet. Sofie wou wel, omdat ze ook geleerd heeft dat iedereen een kans moet krijgen, maar het lukte gewoon niet. Ze kreeg verwijten, woorden/ uitdrukkingen die voor haar onbekend waren. Deze werden haar ten pas en ten onpas voor de voeten gegooid. Ze wist totaal niet wat haar overkwam – ze begreep het niet. De vragen die ze telkens stelde waren: ‘Hoe kan dat nu? Wat doe ik verkeerd? Waarom gebeurt dit nu? Wat heb ik misdaan?’
Telkens opnieuw vertelde Sofie wat er gebeurd was met dezelfde vragen nadien. Ze kon bij volwassenen terecht om haar verhaal te doen. Soms werd er toen ook gevraagd aan Sofie wat ze gedaan had. Dit sloeg bij haar in als een bom! Voor haar was dit een bevestiging dat ze iets moest misdaan hebben. Maar wat? Dus probeerde ze nog beter haar best te doen. Ze kreeg toen ook beschuldigingen te verwerken van handelingen die ze niet gesteld had. Leugens werden verspreid, leugens waar zij verantwoording voor moest afleggen over acties die zij niet gedaan had, waarbij het andere meisje wel geloofd werd. Ze was zo ongelooflijk in de war! Haar wankel vertrouwen dat ze toen opgebouwd had werd volledig de kop ingeslagen. Ze geloofden haar niet.
Het feit dat de leerkrachten ook haar verhaal kwamen vragen, samen met het oudere meisje, was voor haar een ‘tegen haar zijn’. Het oudere meisje was toen een netwerk rond zich aan het opbouwen. Sofie stond alleen. Ook ten opzichte van de leerkrachten stond ze alleen, want het andere meisje had andere wapens: nep-wapens noemde ze het: neptranen. De taal werd agressiever en platter. De momenten waren onvoorspelbaar en soms nauwelijks merkbaar voor derden. Momenten van minder toezicht waren gevaarlijk en onveilig. Sofie gebruikte allerlei technieken om het voor haar toch veilig te maken: negeren, afstand houden, bij juf blijven,
Toch werd op onbewaakte momenten, en steeds onvoorspelbaar toegeslaan. Verbaal sloeg om in lichamelijk geweld. Wanneer Sofie haar verhaal deed, werd het met een wimpel weggeslaan: het was niet zo erg, niemand had iets gezien. Sofie werd ‘kleiner’: letterlijk en figuurlijk. Ze liep met de schouders naar beneden, hoofd laag om zo onopvallend mogelijk te zijn. Ze praatte stilletjes, twijfelachtig, want wie geloofde haar. En telkens opnieuw moest Sofie na een confrontatie bij de juf komen om te vertellen wat er gebeurd was, telkens opnieuw moest Sofie horen: ‘en wat heb jij gedaan’. ‘Dit kleine zinnetje’ sloeg telkens barsten in de fundering van vertrouwen. De pestacties werden agressiever en veelvuldiger.
Overal kon het gebeuren. Gewoonte treedt op: de verhalen die Sofie vertelde, gingen niet meer over de vele vuile woorden die in haar richting gesmeten werden, ze vertelde nog alleen van de slagen en de schoppen. Na een tijdje bleef dit ook achterwege (en niet omdat het niet meer gebeurde). De angst om opgewacht te worden was groter dan de vele scheldpartijen. Elke blik in haar richting wanneer volwassenen aan het praten waren, maakten dat ze zich bekeken voelde, schuldig.
De confrontaties met het andere meisje waren telkens opnieuw een bevestiging voor haar dat zij niet geloofd werd, dat mensen dachten dat zij het zelf zocht, dat ze andere kinderen geen kansen gaf, terwijl ze zichzelf zou wegcijferen omdat de andere zich toch maar goed zou voelen. Ze voelde zich schuldig, twijfelde aan zichzelf en wou het liefst zo onzichtbaar mogelijk zijn.
Luisteren naar onze kinderen, met open oren, met open ogen en een open hart, luisteren naar de ouders die ’s avonds deze kinderen thuis krijgen, maakt dat er een weg gevonden wordt zodat elk kind gehoord wordt en gepast gehandeld wordt, met vallen en opstaan, samen, om toch tot een harmonieus eindresultaat te bekomen! Niet gemakkelijk, maar oh zo boeiend en oh zo verrijkend!